Mist ontstaat op dezelfde manier als wolken, namelijk waterdamp die condenseert tot zeer kleine waterdruppeltjes. Dit gebeurt vaak bij koud weer, wanneer de temperatuur van de lucht (quasi) gelijk is aan het dauwpunt en de relatieve luchtvochtigheid 100% bedraagt.
MAAR: de lucht kan ook 100% vochtigheid hebben, zonder dat er sprake is van mist! Dat hangt ook van de windsnelheid af, want de wind zorgt ervoor dat de vochtdeeltjes nauwelijks of geen tijd hebben om samen te klitten en dus grotere druppeltjes te vormen.
Het verschil tussen nevel en mist is soms moeilijk te zien: dat wordt bepaald door de horizontale zichtbaarheid. De grens tussen beide is een zichtbare afstand van 1 kilometer. Indien je hooguit 999m ver kan kijken, dan spreken we over mist. De zichtbaarheid wordt gerapporteerd op alle luchthavens en luchtmachtbasissen, aan de hand van merkpunten in het landschap en soms door het weerstation zelf, via sensoren. Dit is van groot belang voor elke piloot.
Mist kan dikker of dunner worden: van dichte mist is pas sprake vanaf 200 à 300 m horizontaal zicht. Bij zeer dichte mist is het zicht beperkt tot 50 meter of minder. Dergelijke zichtbaarheden kunnen ingeschat worden zonder referentiepunten en door eender wie. Het rapporteren hiervan op vrijwillige basis wordt ten zeerste geapprecieerd door allerlei weerdiensten en dat kan via de KMI app! Een foto toevoegen is een leuke extra.
Deze waarnemingen kan je bekijken via WOW-BE – The weather together! (meteo.be)
Er bestaan ook soorten mist:
Mist kan zich vormen door verschillende processen, maar veruit de belangrijkste oorzaak is afkoeling van het aardoppervlak. Wanneer de bodem door uitstraling 's nachts afkoelt, koelt ook de lucht erboven af. Dit wordt stralingsmist genoemd en is de vaakst voorkomende. De ideale omstandigheden voor mistvorming zijn:
• Vochtige lucht bvb na passage van buien / lucht van maritieme oorsprong
• Een heel zacht briesje (1 Bft)
• Een (vrijwel) heldere hemel
• Een hoge luchtdruk of stijgende luchtdruk
Weilanden en valleien zijn vatbaarder voor de vorming van mist, omdat de omgeving daar sneller afkoelt. Koude lucht daalt en zoekt dus altijd de laagste punten in het landschap op. Onder stralingmist kan je dus een onderscheid maken tussen valleimist en grondmist, afhankelijk van de dikte. In geval van een laag mist onder 2 meter hoogte, spreken we van grondmist. Wanneer deze laag onderbroken is / gefragmenteerd is, dan spreken we over mistbanken.
Wanneer je aan valleimist denkt, denk je waarschijnlijk aan de valleien in hoge gebergten, maar ook ondiepe rivier- en beekvalleien vallen hieronder. Je zal zien dat er sneller mist vormt in de Dendervallei of in de weilanden langs een beek, dan in een weiland indezelfde gemeente (die een paar meter hoger ligt). Onderstaande foto heb ik genomen op 7 april 2020 op de grens Asse-Affligem: je ziet de VRT-toren in Sint-Pieters-Leeuw staan aan de horizon.
Daarnaast heb je ook advectiemist, waar ook zeemist onder valt: deze soort mist ontstaat wanneer koude lucht over een warm oppervlak schuift en de lucht meteen condenseert bij contact tussen beide. Deze soort mist zie je doorgaans met een windkracht 3 op het land en soms windkracht 4 op zee. Advectiemist komt in België hoofdzakelijk vanuit zuidelijke of zuidwestelijke richting, terwijl zeemist uit noordelijke tot noordoostelijke richting komt.
KMI citaat: "Sinds de jaren 80 van de vorige eeuw is het aantal dagen met mist afgenomen. De oorzaak is de afname van de luchtvervuiling. Luchtvervuiling bestaat uit zeer kleine partikels die als condensatiekern dienen en het condensatieproces versnellen. In zuiverdere lucht gaat de mistvorming moeizamer."